Weet je het juiste antwoord? Het is een teken dat je een hoog IQ hebt.

Het vinden van oplossingen voor wiskundepuzzels is niet alleen een perfecte training voor onze hersenen, maar het kan ook heel leuk zijn. Het maken van associaties, het zoeken naar patronen en het wedijveren om oplossingen met andere surfers is iets waar iedereen plezier aan beleeft. Probeer deze puzzel zelf op te lossen en kijk of je het juiste resultaat kunt achterhalen. Of twee.

Verwerp de eerste associatie…

Meestal bij wiskundepuzzels kan de eerste aanblik van de bewerking op zijn minst hoofdpijn en een ongemakkelijk gevoel in de maag veroorzaken. Hoe komt het immers dat 11 + 11 = 4? Iedereen weet tenslotte dat het juiste resultaat 22 is. En 12 + 12 = 9? Zelfs kinderen op de basisschool weten dat de som 24 moet zijn. Dus hoe los je deze vergelijking op?
Je moet buiten de gebaande paden denken en de regels van de wiskunde een beetje “afwijzen”. In dit geval is dit hoe je het moet doen. Als je een optelteken toevoegt tussen de twee eenheden in de eerste regel en ze tussen haakjes zet, en dan het optelteken vervangt door vermenigvuldiging, krijg je deze bewerking (1 + 1) * (1 + 1).

Lees ook  De velletjes van de knoflook mogen niet worden weggegooid. Ze kunnen zulke geweldige dingen doen

In dit geval krijgen we de uitdrukking (a+b) * (a+b). Bovendien vinden we, door de vergelijking 1 + 1 = 2, 2 * 2 = 4 op te lossen, dat dit het antwoord is dat overeenkomt met de eerste vergelijking. Als we verder gaan en een dergelijke vergelijking oplossen voor het getal 2, krijgen we de som 1 + 2 = 3 en vervolgens het quotiënt 3 * 3 = 9. Ook dit is een bewerking die overeenkomt met de tweede vergelijking. Dan zouden we in de derde vergelijking de bewerking (1 + 3) * (1 + 3) = 4 * 4 = 16 moeten hebben. En dat zou het juiste resultaat moeten zijn.

Lees ook  Ik doe de radijs in een pot, bedek hem met water en zet hem in de koelkast. Mijn oma leerde me deze truc

Weet je het juiste antwoord? Het is een teken dat je een hoog IQ hebt.

… of niet verwerpen?

Er is echter een tweede optie waarbij de principes van de wiskunde niet “verworpen” hoeven te worden. In dit geval is de oplossing zelfs triviaal. Maar we “vergeten” de eerste twee vergelijkingen en beschouwen ze als onjuist. We gaan direct naar de derde regel, waar we 13 + 13 optellen en het resultaat 26 krijgen. Welke oplossing is juist? Het lijkt… allebei. Hoe is dit mogelijk? Dat hangt af van onze aanpak. Als we besluiten om alles volgens de wiskundige “kunst” te doen, krijgen we het resultaat 26. Als we echter bereid zijn wat meer na te denken en te spelen, krijgen we 16. En dat is waarschijnlijk ook een goed resultaat.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *