De juiste afstelling van de bestuurdersstoel is van het grootste belang voor de veiligheid van de bestuurder en voor het voorkomen van letsel of zelfs het redden van levens bij een ongeval. Studies hebben bijvoorbeeld aangetoond dat een te voorovergebogen bestuurderspositie leidt tot een grotere incidentie van ernstig hoofd-, nek- en borstletsel tijdens een noodstop.
Een onjuiste zithoogte, afstand tot de pedalen of onvoldoende afstelling van de rugleuning kan echter ook leiden tot overmatige belasting van de wervelkolom, knieën of nek.
Stap 1 – Zithoogte
Wanneer u de stoel en het stuurwiel voor het rijden instelt, moet u eerst de zithoogte instellen. Zorg ervoor dat je goed zicht hebt op de omgeving van de auto en het dashboard. Als aan de vereiste voor een goed zicht wordt voldaan bij verschillende zithoogte-instellingen. Kies dan de laagst mogelijke instelling – hierdoor ontstaat er ruimte tussen je hoofd en het dak van de auto, waardoor je minder risico loopt op hoofd- en nekletsel bij een ongeval waarbij je over de kop slaat.
Stap 2 – Pedaalvrijheid
De tweede stap is het instellen van de afstand tussen de stoel en de pedalen. Dit moet zo gebeuren dat, zelfs wanneer de koppelingvolledig is ingedrukt, het linkerbeen licht gebogen blijft bij de knie (in een voertuig met automatische versnellingsbak wordt de rem met de rechtervoet bediend in plaats van met de koppeling als bediening).
Stap 3 – Stoel naar achteren
De volgende stap is het instellen van de rugleuning. Deze moet zo verticaal mogelijk worden geplaatst. Zo werken de veiligheidsgordels optimaal.
Stap 4 – Hoofdsteun
De volgende stap is het correct plaatsen van de hoofdsteun. De hoofdsteun beschermt de nekwervels bij een botsing wanneer we met geweld naar achteren worden geslingerd. Een goed geplaatste hoofdsteun moet een paar centimeter van de achterkant van het hoofd zitten, met de bovenkant van de hoofdsteun op gelijke hoogte met de bovenkant van het hoofd.
Stap 5 – Stuur
De positie van het stuurwiel moet het mogelijk maken om comfortabel de richtingaanwijzers op het dashboard te volgen en de pedalen te bedienen. Bovendien plaatsen we het stuur zo dichtbij dat we de pols van elke hand comfortabel over de bovenkant van het stuur kunnen plaatsen zonder uit de stoel te leunen. En zodat we het tijdens het rijden met gebogen handen kunnen vasthouden. Er moet minstens 25-30 cm ruimte zijn tussen het midden van het stuurwiel en ons borstbeen. Dit zorgt ervoor dat er genoeg ruimte is voor de airbag om uit te klappen bij een ongeluk.
Stap 6 – Spiegels en veiligheidsgordel
Stel vervolgens de spiegels af en maak de veiligheidsgordel vast. De gordel mag niet gedraaid zijn en moet zo dicht mogelijk tegen het lichaam aansluiten. Plaats de onderste gordel op de bekkenbotten (niet op de buik) en stel de bovenste zo af dat de gordel over het borstbeen en het midden van het sleutelbeen loopt. Zorg ervoor dat de gordel de nek niet irriteert en niet van de schouder glijdt.